The first Roman soldiers arrived in the Netherlands around 12 BC. This was the start of a new era of great change. Roman culture included many new customs and objects: writing, an army, roads, milestones, money, brick and stone buildings, new foods and different religious beliefs. The local people adopted many of these things.
Money
The Romans introduced a handy system of weights and measures as well as money. They minted gold, silver and copper coins that were legal currency throughout the Roman Empire. That made trade easier.
Prices were given in sesterces (sestertii). These were the coins that Romans used for their everyday shopping. They kept them in a purse, just as we do today.
A fairly ordinary household of three people, including one slave, could live on 2280 sesterces a year. A loaf of bread cost 1 as: the same as a new cooking pot or an oil lamp. A tunica (worn under the toga) cost 15 sesterces and to buy a slave you had to pay around 2500 sesterces.
Starting in the time of Caracalla (198 - 217 AD), there was a continuous devaluation of the currency. You can see this from the coins. The denarius contained less and less silver as time went on. The antoninianus was originally made of solid silver but was later made of copper covered with only a thin layer of silver. It also got gradually smaller. In Gaul and Britain, there were even barbarian imitations in circulation..
Leger
Geen leger in de oudheid was zo goed georganiseerd als het Romeinse. De basiseenheid van het Romeinse leger was een legioen. Een soldaat in een legioen werd daarom legionair genoemd. Acht legionairs deelden samen een tent, kookgerei en een ezel voor transport. Tachtig legionairs vormden een centurie en zes centuriae bij elkaar heetten een cohort. Tien cohorten vormden een legioen, onder aanvoering van een legatus, de commandant.
De belangrijkste taak van het leger was het bewaken van de grenzen van het Romeinse rijk. In vredestijd voerden de soldaten ander werk uit. Ze fabriceerden bijvoorbeeld dakpannen en andere bouwmaterialen (collectie). Ieder legioen had een eigen naam en nummer, dat met een stempel in de dakpannen en bakstenen werd gedrukt. Je kunt dus altijd zien waar bouwmaterialen zijn gemaakt.
Geld
De Romeinen brachten een handig systeem van maten en gewichten naar de lage landen. Ook introduceerden ze geld. Ze lieten gouden, zilveren en koperen munten (collectie) slaan die in het hele Romeinse rijk als betaalmiddel dienden. Dit was goed voor de handel.
De Romeinen rekenden in sestertiën. Hiermee werden de dagelijkse boodschappen gedaan. Het geld bewaarden ze, net als wij tegenwoordig, in een portemonnee.
Een niet heel rijk gezin van drie personen, waarvan 1 slaaf, kon rondkomen van 2280 sestertiën per jaar. Een brood kostte 1 as, net als een nieuwe kookpot (collectie) en een olielamp (collectie). Een tunica, een onderkleed, kostte 15 sestertiën en voor een slaaf betaalde een Romein rond de 2500 sestertiën.
Huizenbouw
Luxe Romeinse huizen werden gebouwd met 'moderne' materialen: bakstenen, tegels, rioolpijpen en dakpannen, allemaal van aardewerk (collectie). Deze werden gemaakt door soldaten. Welgestelde Romeinen woonden in een villa op het platteland. Zo’n riante boerderij bestond uit een woongedeelte, een gedeelte voor het personeel en opslagruimtes. Sommige villa’s hadden zelfs vloerverwarming! Arme Romeinen op het platteland kenden deze luxe niet. Zij woonden in dezelfde eenvoudige boerderijen als de oorspronkelijke inwoners van deze streken: gemaakt van hout, met rieten daken, muren van leem of koeienmest en vloeren van aangestampte aarde.
Aardewerk
In de lage landen werd al ver voor de Romeinse tijd aardewerk gemaakt. De draaischijf is echter een Romeinse nieuwigheid die men hier graag overnam. Dankzij de draaischijf konden in korte tijd meer potten worden gemaakt, zoveel dat de pottenbakker van de verkoop kon leven. De Romeinen maakten veel gebruik van aardewerk: kookpotten, eet- en drinkgerei, verpakkingsmateriaal en voorraadpotten waren allemaal van aardewerk gemaakt (collectie).
Glas
Glas wordt gevormd door het te gieten in mallen, vormen van klei, of door het te draaien rond een kern van gebakken klei. Vanaf de eerste eeuw wordt glas ook geblazen, en kunnen glazen voorwerpen snel en gemakkelijk worden gemaakt.
Voedsel, parfum en cosmetische olie werden vaak in glazen flessen en kruiken bewaard (collectie). Rijke Romeinse dames besteedden veel aandacht aan hun uiterlijk als ze bezoek ontvingen of uitgingen. Na een bad werden ze opgemaakt door een bediende en besprenkeld met parfum. Parfum - per fumum in het Latijn - betekent letterlijk “door rook”. Door het branden van wierook of hars komt geur vrij! De slaven die Romeinse vrouwen én mannen insmeerden met parfum heeten cosmetae. Ons woord cosmetica herinnert nog steeds aan deze slaven.
Voedsel
De Romeinse soldaten in ons kustgebied vulden hun dagelijkse rantsoen van graan, varkensvlees, rundvlees, kaas en ‘slechte wijn’ soms aan met luxere spijzen. Bij opgravingen in Nederland kwamen druiven-, dadel- en pijnboompitten tevoorschijn en werden onder andere de resten van granaatappels, mosselen, oesters en amandelen teruggevonden. Lang niet al deze producten kwamen in onze streken voor en moesten speciaal voor dit doel worden ingevoerd. Ook werden bij opgravingen visresten teruggevonden. Gedroogde vis werd gebruikt voor de bereiding van een speciale vissaus. Deze saus werd 'garum' of 'liquamen' genoemd en was berucht vanwege de stank. Bijna in alle Romeinse recepten wordt deze vissaus in plaats van zout gebruikt. De vissaus is het best te vergelijken met Aziatische vissaus van tegenwoordig.
Geloof
De Romeinen brachten een ander geloof met zich mee, maar ze stelden zich tolerant op. De plaatselijke bevolking mocht de eigen godsdienst behouden onder voorwaarde dat ze ook de Romeinse goden zouden vereren.
In het huidige Nederland kregen in de Romeinse tijd veel lokale goden en godinnen een Romeinse naam en een Romeins uiterlijk. Dat was ook het geval met Nehalennia. Zij was alleen bekend in Zeeland. In de duinen bij Domburg en Colijnsplaat stonden tempels, die aan deze godin gewijd waren. Door de stijging van de zeewaterspiegel liggen de resten hiervan onder water.
Nehalennia werd vereerd door kooplieden uit binnen- en buitenland. Na een behouden vaart dankten de kooplui Nehalennia met een steen, een altaar of een votiefsteen. Hierop stonden de namen van de handelaren en hun producten vermeld. Zo dienden de altaren ook als reclameborden.
Op de teruggevonden altaren komen verschillende symbolen voor. De hoorn van overvloed staat voor voorspoed, de appels voor vruchtbaarheid, de hond voor trouw en waakzaamheid.
Nehalennia zorgde blijkbaar voor een goede overtocht en succesvolle handel.