Luister naar verhalen van mensen die als kind de Japanse bezetting hebben meegemaakt:
Transcriptie van de gesproken tekst
Een lange lijst met namen werd opgehangen van jongens die zich moesten melden. Ik stond daar ook bij. Die ochtend brachten Moeder, Han en Wim me weg. De dagen tevoren had ik allerlei boodschappen meegekregen voor zoons, vaders, vrienden enz. Ook krijg je dan de vreemdste adviezen. Jullie gaan naar een kamp, waar een zwembad is; vergeet je zwempak niet! Je gaat naar de bergen; neem een trui mee, het kan er knap koud zijn…
Louk Woortman, Java
Toen kwam de dag dat alle jongens van boven de tien op transport moesten. Wat me is bijgebleven, is dat mijn moeder bij het afscheid niet zo hysterisch huilde als ze gedaan had toen mijn broer naar een mannenkamp moest. Hoewel ik me daar destijds voor gegeneerd had, voelde ik toch een soort jaloezie. Later begreep ik dat ze waarschijnlijk gewoon geen energie meer had om hard te huilen.
Willem Nijholt, Java
Mammie, mammie, ik krijg het zo benauwd. Ik kan me nergens aan vasthouden. De billen en heupen en buiken van al die grote mensen drukken tegen me aan. Ik krijg geen lucht. Ik zie niets. Het is zo donker. Ik word misselijk. Ik kan geen ademhalen. Waar gaan we toch heen?
Ida Kalmijn, Java
Lezen: meer dan 1500 kampen
In Zuidoost Azië zijn er meer dan 1500 kampen geweest: krijgsgevangenenkampen, gezinskampen, mannenkampen, vrouwenkampen en jongenskampen. Alle westerlingen werden geïnterneerd, behalve onderdanen van de As-mogendheden Italië en Duitsland en van de neutrale landen (Zweden, Zwitserland). Een deel van de Indo-Europeanen en Chinezen werd ook geïnterneerd.
Stapsgewijs
Op de eilanden buiten Java en Sumatra werden alle Nederlandse staatsburgers direct in kampen geïnterneerd, de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen. Op Java en Sumatra verliep de internering in fasen. Eerst werden de ambtenaren en vooraanstaande personen uit bestuur en zakenwereld geïnterneerd. In de loop van 1942 volgden alle mannen vanaf 17 jaar. De achtergebleven vrouwen en kinderen moesten in afgeschotte wijken gaan wonen. Later werden ook zij, samen met de oude mannen boven de 60, geïnterneerd in kampen. Zo verdwenen 100.000 burgers in talloze kampen over de hele archipel, geïsoleerd van de buitenwereld. Voor de meeste mensen duurde de internering ruim drie jaar.
Wat mocht mee het kamp in?
In de oproep voor internering stond precies wat men mee het kamp in mocht nemen. Bijvoorbeeld slaapspullen zoals een bultzak (een matras), een hoofdkussen, een klamboe (een muskietennet), een deken en eetgerei zoals bord, beker en bestek, een teil en een emmer, kleding en geld. Men mocht een hutkoffer van dertig kg en een kleine koffer of rugzak meenemen. Aanvankelijk mocht soms ook meubilair mee het kamp in. Er waren ook mensen die vrijwel zonder bezittingen het kamp in gingen. Kleding De mensen hadden meestal niet veel kleren bij zich toen ze het kamp ingingen. Niemand vermoedde dat de kamptijd zo lang zou duren. Kampbewoners moesten soms hun kleren inleveren bij de Japanners en mochten maar twee sets houden. Nieuwe kleren waren in het kamp niet te koop, wel kon men onderling ruilen. De beperkte meegenomen kleding sleet hard door intensief gebruik en veelvuldig wassen. Kledingstukken werden eindeloos hersteld, en naalden waren daarom een kostbaar bezit. De schoenen sleten ook snel en de meeste mensen liepen uiteindelijk op blote voeten of kampklompen van hout.
Transporten
Tijdens de oorlog werden krijgsgevangenen en geïnterneerden vaak verplaatst. Krijgsgevangenen gingen per schip naar Birma, Thailand, Korea of Japan om daar te werken aan spoorwegen, in havens, mijnen of fabrieken. Burgergeinterneerden werden van de kust naar het binnenland gebracht, van het ene kamp naar het andere. Kampen werden samengevoegd; dat spaarde personeel uit. Transporten waren zwaar en vermoeiend. Vaak reisde men in dichte treinwagons, in de brandende hitte, zonder voldoende water en eten. Sommige mensen hebben in wel vier of vijf verschillende kampen gezeten. Ook binnen de kampen vonden veel verhuizingen plaats.
Uitgelicht
Transcriptie van de gesproken tekst
Romke de Vries werd als krijgsgevangene per schip naar Japan gebracht. Deze tekening heeft hij in oktober 1942 aan wal gemaakt, in Singapore, maar de tekenaar brengt de benauwdheid over die hij onderweg voelde. Hij bevindt zich in het scheepsruim. Je kunt niet eens zien of zijn medepassagiers zitten, liggen of staan, zo vol is het. Een steile trap leidt naar een soort balkon. Ook daar zie je alleen maar mensen. Nog een balkon, ook zo vol.
Een andere krijgsgevangene, Dolf Winkler, vertelt over dezelfde reis:
“Als haringen in een ton werden we ondergebracht in de ruimen van het schip. Het was verschrikkelijk. Doordat we tegen elkaar aan lagen of zaten, raakte iedereen geïrriteerd, vooral wanneer er gebruik moest worden gemaakt van de latrines, die aan dek waren. Doordat de ruimen halfdonker waren schopte je per ongeluk tegen iemand aan, wat gepaard ging met gevloek en gestomp. De latrines waren vreselijk vies en aan boord braken dan ook spoedig ziektes uit, waarbij verschillende slachtoffers vielen. Het eten was bar slecht. Ik weet niet precies hoe lang deze tocht geduurd heeft, in mijn gevoel was het weken. Soms mochten we aan dek komen en dan werden we nat gespoten, maar als je daarna naar beneden moest, kwam de zweetwalm en de stank je tegemoet en was van ‘frissigheid’ niet veel meer over.”
Transcriptie van de gesproken tekst
Dit tafereel werd kort na de overgave van het KNIL door Romke de Vries getekend. De militairen zijn krijgsgevangen gemaakt. Te zien is de laadbak van een vrachtwagen die vol staat met mannen in uniform. Hoewel er een gewapende Japanse bewaker tussen staat, fietst er een vrouw met de vrachtwagen mee, die een van de gevangenen iets aanreikt. De tekenaar zelf geeft een toelichting bij dit tafereel:
“Vrijwel dagelijks werden grote aantallen krijgsgevangenen ingedeeld in zogenaamde working parties. De werkzaamheden bestonden uit graafwerk ten behoeve van opstellingen voor luchtafweergeschut, schoonmaakwerk, puinruimen, autoreparaties etc. Vervoer naar en van de werkplaatsen geschiedde met open vrachtauto's. In Soerabaja wonende echtgenotes of vriendinnen van krijgsgevangenen probeerden vaak pakjes of briefjes door te geven via de gevangenen op de truck. Ze namen daarbij grote risico's want niet zelden stopten de Japanse chauffeurs en gingen de bewakers achter de vrouwen aan die, als ze gepakt werden, aan een ernstige mishandeling blootstonden.”
Alle verhalen van vrouwen
Alle verhalen van mannen
Deze pagina is onderdeel van de digitale tentoonstelling Getekend. Persoonlijke verhalen over de Japanse bezetting.