Water blijft altijd in beweging in de waterkringloop. Het water dat jij drinkt, heeft eerder misschien wel in een dinosaurus, pinguïn of palmboom gezeten!
Waterdamp in de lucht condenseert en valt als regen of sneeuw op de aarde. In de vorm van sneeuw en ijs kan water eeuwenlang vrijwel onbeweeglijk blijven liggen. Sneeuw en ijs vormen de grootste zoetwatervoorraad op aarde: 68 procent van al het zoete water. Maar we kunnen het niet op grote schaal als drinkwaterbron gebruiken.
Smeltwater kan diep de grond in zakken. Het blijft daar soms duizenden jaren opgeslagen. Ondergronds kan het verder stromen. Bij een bron, rivier of meer komt het weer aan het aardoppervlak. Slechts 0,2 procent van al het zoete water bevindt zich in meren en rivieren. Toch zijn rivieren en meren wel onze grootste waterbron.
96,5 procent van al het water op aarde is zout zeewater. Het zou een grote waterbron kunnen zijn, maar het is te kostbaar om van het zoute zeewater drinkwater te maken.
Water maakt lange reizen op aarde. Als de zon schijnt, verdampt zeewater door de warmte. In de zee zit zout water, maar het zout is te zwaar om op te stijgen in de waterdamp. De reis begint als wolk, damp verandert in regen of sneeuw en valt neer op aarde. Over het land stroomt het water naar het laagste punt en eindigt tenslotte weer in de zoute zee.
Sinds wij mensen op aarde zijn verschenen, beïnvloeden we de natuur. Door onze acties veranderen we ook de waterkringloop:
- We gebruiken water voor onszelf en voor industriële doeleinden. Het is daarna niet meer zo schoon.
- We leggen ook veel kanalen en riolering aan om regenwater sneller af te voeren. Hier en daar kan dat tot verdroging van de bodem leiden.
- Tenslotte wordt rivierwater in warme gebieden opgevangen in stuwmeren en gebruikt voor irrigatie. Soms komt er van de rivier geen druppel meer in zee terecht. Water verdampt dan vanaf het land.