De Karaïben zijn Indianen die de kuststreken van de drie Guyana’s op het Zuid-Amerikaanse continent bewonen, Guyana, Frans-Guyana en Suriname. Hun aantal is het grootst in Suriname, de meeste dorpen bevinden zich langs de Marowijne rivier.
Het aardewerk van de Karaïben wordt gemaakt van tot poeder gestampte klei vermengd met de as van de bast van bomen. Juist deze as zou de kruik enigszins poreus maken, zodat ze 'zweet' en daarmee, door de geringe verdamping, het water koel houdt. De met as vermengde klei wordt in rollen gekneed, die op elkaar worden gelegd en tot een geheel worden gemaakt. Dan wordt de kruik eerst in de schaduw en later in de zon gedroogd. Tenslotte wordt ze in het vuur gebakken. De Karaïben maken waterkruiken, kleine dubbele of drievoudige kruikjes, kommen en borden voor eigen gebruik. Voor de handel met toeristen bakt men allerlei dierfiguren. Het zijn nabootsingen van de dieren die hen omringen in het Surinaamse oerwoud of die bij hen op het erf rondscharrelen: varkens, honden, schildpadden maar ook kaaimannen, slangen, vogels en gordeldieren.
Een deel van het Surinaamse aardewerk in Museon-Omniversum kreeg koningin Juliana cadeau tijdens een staatsbezoek aan Suriname in 1955. De koningin schonk deze collectie een aantal jaren later aan het museum.