Luister naar verhalen van mannen die de bezetting van Nederlands-Indië hebben meegemaakt:
Gesproken tekst meelezen
We hadden de hele dag honger, dag in dag uit, maanden achtereen. Alles werd gegeten, honden en katten, slakken, slangen, kikkers. Koeiendarmen waren een lekkernij. Vuilnishopen werden doorzocht, er werd dag aan dag over eten gepraat, het was een obsessie.
Noud Vermeulen, krijgsgevangenkamp 4e & 9e Bataljon, Tjimahi, Java
19 maart 1944. Wat zijn de mensen door de slechte voeding prikkelbaar! Ze kibbelen over een dobbelsteentje vlees of een paar korreltjes rijst.
Ieb Brugmans, Baros 5, Java
Van het Rode Kruis kregen we voedselpakketten. Met zeven man deelden we één pakket. Dat ging zo. We verdeelden boter of een reep chocola in zeven. Een van ons wees dan zo’n partje aan, terwijl een ander dat niet mocht zien. Die moest dan zeggen voor wie dat partje was bestemd. Tenslotte werd geloot wie het blikje mocht uitlikken.
Dolf Winkler, Thai-Birmaspoorweg
Om te lezen: voedselvoorziening
Eten bereid in gaarkeuken
In de meeste kampen werd in een gaarkeuken gekookt voor het hele kamp. De Japanners verstrekten enorme voedseldrums om voor honderden, duizenden mensen te kunnen koken. Het keukenwerk was zwaar en begon ’s morgens vroeg met het aanmaken van het vuur. Daarna ging men water koken voor pap in drums van 500 liter. Andere keukentaken waren het hakken van brandhout, het schoonmaken van honderden kilo’s groente en het koken van rijst. Het keukenpersoneel kreeg wat extra’s te eten, maar leed evengoed aan ondervoeding. Veel kampen hadden een aparte dieetkeuken voor de zieken.
Voedseluitdeling
Als het eten klaar was werd het per wijk, buurt of loods uitgedeeld. Een omroeper deelde mee welke wijk aan de beurt was om eten te halen. Bij de keuken stonden de kampbewoners in lange rijen te wachten op hun dagelijkse portie eten. De mensen letten goed op of hun buurman niet per ongeluk een hapje meer kreeg.
Aanvulling op rantsoen
Het verstrekte eten was maar weinig en eenzijdig van samenstelling. Veel kampen hadden een gezamenlijke kampkas. Daarmee kon de leiding soms wat extra’s kopen. Geregeld werd er eten het kamp in gesmokkeld, maar dat was streng verboden. Bij ontdekking volgde straf. Sommige mensen handelden of ruilden via de schutting met de plaatselijke bevolking, maar ook dat mocht absoluut niet. Veel geïnterneerden verbouwden wat eigen groente of fruit. Soms kookten ze op een vuurtje een klein extra hapje, maar meestal was dat verboden. De Japanners waren erg bang voor brand. Kinderen waren altijd op zoek naar wat eetbaars. Alles belandde in de pan: honden, katten, slangen, kikkers, slakken, ratten, muizen, insecten.
Honger
Voor de oorlog waren de meeste Nederlanders in Nederlands-Indië welvarend. Daardoor begonnen ze het kampleven goed gevoed. In het begin was er nog voldoende voedsel verkrijgbaar, men mocht het kamp uit om naar de markt te gaan, soms was er een pasar in het kamp. Maar gaandeweg werd de voedselsituatie steeds slechter. Aan alle voedingsmiddelen was gebrek, ook buiten de kampen was de situatie nijpend. Vanaf 1944 heerste er overal honger. De mensen hadden nergens meer zin in en werden apathisch.
Uitgelicht
Gesproken tekst meelezen
Het is vroeg in de ochtend in vrouwenkamp Lampersari-Sompok in Semarang, Java. Het is nog donker. Op een veldje bij een hoge muur zetten vrouwen en meisjes, zittend op de grond, koffie of thee. De meesten hebben een ketel of pan op een stoofje gezet waarin ze hout stoken. Een vrouw rechts beschikt blijkbaar niet over een stoof en maakt een kampvuurtje. Hier en daar staat een bak met brandhout. Volgens de tekenaar, H.H. Heindricks-Reints Bok, kapten ze dat van de bomen in het kamp. Het was het vaak nogal nat. Dat zie je aan de rook die van de vuurtjes komt. Sommigen gebruikten ook de deuren en kozijnen van hun huis als brandhout. Dat zal in elk geval beter hebben gebrand.
Gesproken tekst meelezen
Heet water halen voor koffie of thee heet deze tekening van Gerrit Post. Het is een in bruine inkt opgezette scène in mannenkamp Tjikoedapateuh op Java. Het meest in het oog springen drie enorme, hout gestookte ketels links op de voorgrond. Stoom stijgt op uit twee ketels waarvan het deksel openstaat. Een man schept water uit een van die ketels. Om zichzelf tegen de hitte te beschermen doet hij dat met behulp van een emmer die aan een lange stok is bevestigd.
Elders sjouwen mannen met emmers dampend, anderen hebben in afwachting van hun beurt hun emmer op de grond gezet. Op de galerij van een woonbarak op de achtergrond een groot aantal mannen.
Alle verhalen van kinderen
Alle verhalen van vrouwen
Deze pagina is onderdeel van de digitale tentoonstelling Getekend. Persoonlijke verhalen over de Japanse bezetting.