Luister naar verhalen van vrouwen die de bezetting van Nederlands-Indië hebben meegemaakt:
Gesproken tekst meelezen
Ongeveer tien kilometer van het kamp lag een spoorlijn. We moesten met de sjouwploeg naar het stationnetje gaan, waar we zakken van vijftig kilo moesten uitladen. Die gingen op de lorrie en die moest we naar boven duwen tot aan het kamp.
Claasje Duin-Rietdijk, Aek Pamienke, Sumatra
We moesten broeken en hemden voor de koelies maken. Per stuk konden we vijftien cent krijgen. We leenden overal naaimachines. Ik kreeg er op den duur zo’n handigheid in dat ik er wel een dozijn per dag af kreeg.
M. Moscou-de Ruyter, buitenkamper, Malang
We hebben met die Japanse kereltjes geknokt hoor, want ze wilden meisjes voor de theehuizen hebben, zal ik maar zeggen. Wij zeiden theehuizen, maar god weet voor wat nog meer die meisjes nodig waren. Ze wezen een datum aan waarop de meisjes klaar moesten staan, zodat ze de leukste eruit konden pikken. Maar we hebben echt om de meisjes geknokt: we hebben ze naar achteren gezet en toen zijn we met een hele lading mensen voor ze gaan staan: acht of tien rijen dik. De Jappen konden er niet doorkomen; ze probeerde de meisjes te pakken en wij trokken die meisjes terug. Ze hebben ze nooit kunnen pakken.
Emmy Hannedoes-Halfhide, vrouwenkamp Padang, Sumatra
De eigenaar van een meubelzaak kwam en taxeerde het zitje en het bed onzinnig laag. Toen ik hem mijn mening zei, zei hij op een intens beledigende wijze: “Weet u wel dat u die meubels niet verkopen mag? Alles behoort aan Nippon. En uzelf? U behoort ook aan Nippon. Als een van hen hier komt en uw lichaam opeist, dan mag u hem niet weigeren.” Ik voelde dat ik bloedrood werd. Ik keek hem aan en besefte plotseling het grote gevaar waaraan wij, achtergebleven vrouwen, blootstonden.
M. Moscou-de Ruyter, buitenkamper, Malang, Java
Om te lezen: dwangarbeid
Dwangarbeid
Krijgsgevangenen werden verplicht tot dwangarbeid bij de aanleg van bijvoorbeeld vliegvelden en spoorlijnen. Dwars door het oerwoud van Birma en Thailand werd een 414 km lange spoorlijn aangelegd, de Birmaspoorweg. En in Sumatra de 220 km lange Pakan Baroe-spoorlijn. Die was precies op 15 augustus 1945 klaar, de dag waarop Japan zich overgaf. Het werden dodenspoorlijnen genoemd omdat zeker een kwart van de krijgsgevangenen hierbij om het leven kwam. In Japan werkten krijgsgevangenen op scheepswerven, in fabrieken, kolen- en zilvermijnen, vanuit kampen nabij het werk.
Tewerkstelling vrouwen
De burgergeïnterneerden werden ook voor de Japanners aan het werk gezet. Zo moesten vrouwen voor de soldaten sokken breien, handschoenen naaien en petjes maken voor een paar dubbeltjes per stuk. Sommige vrouwen moesten touwdraaien of houten spijkers maken voor de scheepsbouw. In vrijwel ieder kamp moesten de geïnterneerden voor de Japanners varkens fokken en slachten. Ze moesten eerst zelf de hokken timmeren. Ook moesten ze groenten voor de Japanners verbouwen.
Troostmeisjes
Het Japanse leger had tijdens de oorlog overal militaire bordelen. Vooral Chinese en Koreaanse meisjes en vrouwen werden als seksslavinnen tegen hun wil vastgehouden, maar ook vrouwen uit Nederlands-Indië werden gedwongen als "troostmeisje" de militairen terwille te zijn tijdens de uitoefening van hun zware taak.
Zo’n 200.000 vrouwen werden gedwongen zich dag en nacht te prostitueren. "Troostmeisje" is dus wel een erg verhullend woord, dat door de slachtoffers wordt afgewezen. Pas na 1990 kwamen deze feiten goed in de openbaarheid.
Corvee
In de kampen was veel werk te doen, daarom stelden de kampbesturen corvee in. De organisatie hiervan was een hele klus. Je had ziekenhuiscorvee, keukencorvee, het reinigen van wegen, goten en beerputten, kampadministratie. Ook was er buitencorvee: werk op het land of het lossen van treinwagons. Het bood de mogelijkheid om even buiten het kamp te komen. Met sommige taken verdiende de corveeër een klein extra broodje en of een dubbeltje per dag.
Kinderen werken ook
Ook de kinderen, al vanaf acht jaar, hielpen mee. Tot zij in 1944 naar de jongenskampen vertrokken haalden de grote jongens het huisvuil op Daarna namen de grote meisjes deze taak over. Opgeschoten jongens en meisjes zaten ook in de transportploegen die hielpen bij de talloze verhuizingen en bij het laden en lossen van vrachtwagens. Andere kindertaken waren hout en water halen voor de keuken, werk in de tuin, gras snijden, de straat vegen. Binnen het eigen huishouden hielpen ze met allerlei klusjes.
Romusha’s
Dwangarbeid onder de Indonesische bevolking bestond ook. Werksoldaten, romoesha’s, werden onder dwang of valse voorwendselen als arbeiders ingezet voor de Japanse oorlogseconomie, met name bij de aanleg van spoorlijnen en vliegvelden. De Indonesische leider Soekarno ondersteunde het ronselen van deze mensen. Hun omstandigheden waren afschuwelijk, en aanmerkelijk zwaarder dan die van de krijgsgevangenen. Naar schatting hebben meer dan vier miljoen mensen voor de Japanners moeten werken. Honderdduizenden, meer dan de helft, zijn door ziekte, ondervoeding en mishandeling bezweken.
Uitgelicht
Gesproken tekst meelezen
Deze tekening is gemaakt door Kees van Willigen, die als dwangarbeider aan de Thai-Birma spoorweg werkte. Hij laat hier zien hoe zwaar dat werk was. De spoorrails lopen door een diep tracé dat met behulp van pikhouwelen en scheppen met de hand is uitgegraven. Nu nog wordt er aan de wand langs het tracé gewerkt door twee mannen met pikhouwelen. Iets verderop zijn mannen met scheppen bij de tracéwand in de weer. Ook zijn er mensen met het spoor zelf bezig. Om de zoveel meter staat een bewaker, zowel op als naast het tracé, waar je via ladders kunt komen. Je herkent ze aan hun wapen of gewoon omdat het de enige mannen zijn die recht overeind staan. Verderop zie je mannen dingen sjouwen en aan elkaar doorgeven. Misschien zijn het wel de bielzen die ze zelf hebben gemaakt van de bomen langs het tracé. Je ziet dat de spoorweg niet door professionals wordt aangelegd en dat het een haastklus is. De bielzen liggen schots en scheef en de rails lopen niet mooi strak.
Gesproken tekst meelezen
Kees van Willigen heeft hier een stoet dwangarbeiders getekend op weg naar hun werk aan de Birmaspoorweg. Hun blikken zijn leeg en ze kijken strak voor zich uit. De twee voorste mannen lopen met ontbloot bovenlijf. Hierdoor zie je duidelijk hoe zeer ze zijn vermagerd. Je kunt hun ribben tellen. De een draagt een pikhouweel over de schouder, de ander een schep. Allebei hebben ze een ketting met hun kampnummer om. Ze worden gevolgd door drie andere dwangarbeiders. Een van hen, met een officierspet op het hoofd, is duidelijk ouder dan de anderen. Een bewaker, waarschijnlijk Koreaans, sluit de rij. Op de achtergrond suggereert de tekenaar een aantal kruizen. Passeert de groep een begraafplaats van dwangarbeiders die aan de ontberingen zijn bezweken?
Alle verhalen van kinderen
Alle verhalen van mannen
Deze pagina is onderdeel van de digitale tentoonstelling Getekend. Persoonlijke verhalen over de Japanse bezetting.