Luister naar verhalen van vrouwen die de bezetting van Nederlands-Indië hebben meegemaakt:
Gesproken tekst meelezen
Het verplichte vliegenvangen ter voorkoming van dysenterie werd een echte sport en een welkome afleiding voor de kinderen, die er op los mepten dat het een lieve lust was. Een belangrijk voordeel was bovendien het extra schepje suiker dat je ter compensatie kreeg.
Els Baljon, Bloemenkamp, Java
Ik was heel vaak ziek: ik heb tegelijkertijd dysenterie, malaria en beri beri gehad en ik ben bijna een keer doodgegaan door diarree. De laatste zes maanden had ik dikke benen van de hongeroedeem. De eerste anderhalf jaar hadden we nog.
Nieuw-Guinea. Coosje Ayal
Mevrouw Schulte, het kamphoofd dat bij ons in de cel zat, kon op een gegeven moment niet meer lopen. Dat hoor je wel meer; dat iemand door een psychische oorzaak niet meer kan lopen. Zij zat zo vreselijk over haar kleine kinderen in. De mensen zeiden altijd dat ze zo’n aanstelster was en dat we er allemaal doorheen moesten. Ik zei dat zij wel twee kinderen had en wij niet. Op een gegeven moment kon ze dus niet meer lopen en zich niet meer wassen. Toen heb ik haar iedere ochtend gewassen. Ze zeiden: “Je lijkt wel stapelgek. Dat kan ze best zelf, als ze maar wil.” Ik zei: “Nee dat kan ze niet, ze kan het echt niet.”
Trix Olivier-Meijer, Djoernatan-gevangenis, Java
Om te lezen: medische verzorging
Medische verzorging
De geïnterneerden die van beroep arts, tandarts, verpleegkundige of apotheker waren, oefenden hun beroep meestal ook in het kamp uit. In de meeste kampen was een ziekenhuis(je) of ziekenzaal, maar soms moest men hiervoor het kamp uit. Overal was een groot tekort aan medicijnen en medisch gereedschap. In veel kampen was wel een dieetkeuken aanwezig.
Ziektes
Infectieziekten werden makkelijk verspreid door de vele verhuizingen; de mensen namen ze mee naar het volgende kamp. Dysenterie, buikloop, kwam veel voor. Het werd overgebracht door vliegen, besmette handen, etenspannetjes en zelfs door eten uit de keuken. De mensen hadden last van tropenzweren, beri-beri, geelzucht, nachtblindheid enz. In de kampen in het oerwoud kwam veel malaria voor. Aan het eind van de oorlog hadden veel mensen last van hongeroedeem, een gevolg van het tekort aan voedsel en slechte voeding. Lichaamsdelen zetten zich op door vocht-ophoping.
Uitgelicht
Gesproken tekst meelezen
Jan Kickhefer heeft hier een scène getekend bij de tandarts in een krijgsgevangenkamp op Java. Te zien is een geïmproviseerde behandel- en wachtkamer in één. Het lijkt in niets op de tandartsenpraktijken die wij kennen. Links zijn twee tandartsen aan het werk. De patiënt van de een zit in een provisorische tandartsstoel: een kist waarop een plank als rugleuning is gemonteerd. Er is ook een hoofdsteun, maar die lijkt niet zozeer bedoeld om het voor de patiënt wat comfortabeler te maken. Hij dient er veel meer voor om zijn hoofd te kunnen vastzetten, terwijl de tandarts met zijn gebit in de weer is. Het doet het ergste vrezen voor de andere hulpmiddelen die de tandarts tot zijn beschikking heeft om de kiespijn van zijn patiënten te bestrijden. De andere tandarts op de tekening beschikt over een eetkamerstoel. Met een haakje onderzoekt hij het gebit van zijn patiënt. Ondertussen wachten elf mannen en jongens op hun beurt. In de ruimte klinkt ongetwijfeld flink wat geroezemoes, want de meeste wachtenden zijn druk in gesprek. Bespreken ze hun klachten? Ze zijn hier ongetwijfeld niet voor een halfjaarlijkse controle.
Uit een ander kamp hebben we een getuigenverklaring van Klaas Liesker over de gang van zaken bij de tandarts:
“Ik had een zwerende kies, dus bracht Vader mij naar Van Dien. Hij was militair verpleger geweest en stelde vast dat mijn kies eruit moest. Met een straal chloorethyl gaf hij me de suggestie dat de kies verdoofd was en vervolgens werd deze met veel gekraak getrokken. Vader leefde erg met me mee en stuurde mij met twee aspirientjes naar bed.”
Gesproken tekst meelezen
We gaan weer naar de Thai-Birmaspoorweg, naar een potloodtekening van een onbekende maker. We zijn in een barak opgetrokken uit bamboe en riet. Een man zit overeind op zijn brits. Ingevallen gezicht, zijn ribben zijn te tellen. Voordat hij in dit bed terechtkwam, liep hij op krukken. Die staan naast zijn bed, maar ongetwijfeld is hij nu niet meer in staat die te gebruiken. Hij heeft bezoek van een arts, herkenbaar aan de stethoscoop om zijn nek. Een andere man komt aanlopen met een blad met flesjes en potjes. De deken die half over de zieke heen ligt is met lapjes stof hersteld. Ook de korte broek van de arts is geregeld hersteld. De derde man heeft al helemaal geen broek meer; hij heeft niet meer dan een schaamlap aan. Ook schoenen hebben de mannen niet meer. Ze dragen klompen die ze zelf hebben gemaakt uit stukken hout die ze met een leren riempje aan hun voeten houden.
Alle verhalen van kinderen
Alle verhalen van mannen
Deze pagina is onderdeel van de digitale tentoonstelling Getekend. Persoonlijke verhalen over de Japanse bezetting.